In de formules die we in deze cursus gaan schrijven, wordt geregeld gebruikt gemaakt van criteria.
De schrijfwijze van deze criteria hebben vaste tekens:
Teken | Betekenis | Voorbeeld | Toelichting |
> | Groter dan | >5 | Getallen groter dan 5 |
< | Kleiner dan | <9 | Getallen kleiner dan 9 |
= | Gelijk aan | =5 | Het getal 5 |
>= | Groter dan of gelijk aan | >=50 | Alle getallen met de inhoud van 50 of groter dan 50 |
<= | Kleiner dan of gelijk aan | <=100 | Alle getallen met de inhoud van 100 of lager dan 100 |
<> | Niet gelijk aan | <>1000 | Alle getallen behalve 1000. |
Aan de hand van meerdere voorbeelden zal duidelijk worden hoe deze criteria werken. Het is voor nu nog niet belangrijk dat je de formules zelf nog niet begrijpt, het gaat puur om de criteria in deze les.
In dit voorbeeld hebben we een reeks getallen. Het is de bedoeling om alleen de getallen groter dan 10 op te tellen.
Het criteria is daarom >10
In dit voorbeeld staan een aantal productsoorten met de bijbehorende voorraad. Als er van een product minder dan 10 producten op voorraad zijn, moet Excel de status ”Bij bestellen” geven. Zijn er meer dan 10 producten op voorraad, dan is de status ”Voldoende op voorraad”.
Het criteria is in dit geval <10.
In dit specifieke voorbeeld wil je dat Excel het criteria toepast op de inhoud van de cellen in kolom B. Het argument wordt daarom B2<10
In dit voorbeeld wil je dat de producten pas worden bij besteld als de voorraad op is.
Het criteria is in dit geval =0
In ons werkblad staan een aantal personen met hun lengte. We willen Excel laten berekenen hoeveel mensen er 1.80 of groter zijn.
Het criterium is dus >=1.80 (groter of gelijk aan 1.80):
In dit voorbeeld willen we alle getallen kleiner of gelijk aan 50 bij elkaar op tellen.
Het criterium in dit voorbeeld is <=50
In dit voorbeeld willen we het gemiddelde van een reeks getallen weten. Het getal 0 willen we echter uitsluiten uit deze berekening.
Het criteria is dus niet gelijk aan 0, kortom <>0