De functie VERT.ZOEKEN gebruik je voor het opzoeken van en verwijzen naar functies als je gegevens wilt zoeken in een tabel of bereik per rij. Deze formule lijkt op horizontaal zoeken. Het verschil is dat je bij verticaal zoeken waardes haalt uit een verticale tabel en bij horizontaal zoeken juist gegevens haalt uit een horizontale tabel.
De functie VERT.ZOEKEN heeft de volgende argumenten:
Zoekwaarde |
De zoekwaarde kan bestaan uit een waarde of een verwijzing naar een cel. De waarde die je wilt opzoeken, moet zich bevinden in de eerste rij van het celbereik |
Tabelmatrix |
Dit is het celbereik waarin met VERT.ZOEKEN wordt gezocht naar de zoekwaarde en de gezochte waarde. De eerste kolom in het celbereik moet de zoekwaarde bevatten. Het celbereik moet ook de retourwaarde bevatten die je wilt zoeken. |
kolomindex_getal |
Vul het kolomnummer in (de meest linkse kolom in de tabelmatrix is kolom 1, de kolom daarna is 2, etc. ) waar de waarde staat waarin gezocht moet worden.
|
Benaderen |
|
Je kan bijvoorbeeld de achternaam van een werknemer opzoeken op basis van het werknemersnummer of het telefoonnummer zoeken door de achternaam op te zoeken (net als in een telefoonboek).
Het geheim van VERT.ZOEKEN is om je gegevens zo te ordenen dat de waarde die je opzoekt (de achternaam van de werknemer) links komt te staan van de retourwaarde die je zoekt (telefoonnummer van de werknemer).
Je hebt bijvoorbeeld werkmap met gegevens (zie figuur 2).
In cel C10 gaan we nu de zoekwaarde neerzetten. In cel C11 moet dan de gevonden waarde te komen staan.
Om dat te bereiken zet je in cel C11 de volgende formule: =VERT.ZOEKEN(C10;B1:D8;3;ONWAAR)
In cel C10 zet je nu bijv. Gerard
Als retourwaarde krijg je dan “Zwolle”.
Je kunt er ook gebruik maken van de formulebouwer om de formule te schrijven.
Selecteer dan wederom cel C11 en klik in de formulebalk op ”fx”:
Zoek vervolgens op ”vert.zoeken” en klik op ”functie invoegen”.
In cel C10 schrijf je nu ‘’Gerard’’. Als retourwaarde krijg je dan “Zwolle”. Verander je in cel C10 de naam in Piet, zal de retourwaarde veranderen in Maastricht.
Op deze manier kun je Excel dus snel gegevens voor je laten zoeken. Deze manier van zoeken kan veel tijd besparen als je een groot bestand hebt.
In figuur 5 zie je wat de formule eigenlijk precies doet.
Excel zoekt binnen het celbereik in de eerste kolom (kolom B in dit voorbeeld) naar beneden (dus verticaal) tot Excel de zoekwaarde heeft gevonden die is ingevuld in cel C10. Daarna zoekt Excel naar de waarde in het kolomnummer dat is ingevuld bij kolomindex_getal (in dit geval kolom 3 en dus de woonplaats).
De functie “VLOOKUP” doet hetzelfde als de functie “Vert. ZOEKEN”. De functie VLOOKUP moet je gebruiken als je de Engelse versie van Excel gebruikt.
De schrijfwijze is dan:
=VLOOKUP(C10;B1:D8;3;FALSE) zodat ook nu “Zwolle” als resultaat wordt gegeven.