Een cel-verwijzing wijst naar een cel in je werkblad. Zo verwijst =B3 naar cel B3.
Een cel-bereik bestaat uit meerdere cellen. Zo verwijst =E5:E11 naar de cellen E5 tot en met E11.
Je kan ook verwijzen naar cellen op een ander werkblad. =Blad3!D1 verwijst bijvoorbeeld naar cel D1 op werkblad 3.
Excel maakt hierbij onderscheidt tussen relatieve en absolute cel-verwijzingen. In de meeste gevallen wil je gebruik maken van een relatieve cel-verwijzingen. Dit is dan ook standaard in Excel. Zodra je formules kopieert, zal Excel gebruik maken van relatieve cel-verwijzingen. In onderstaande tabel wordt duidelijk wat de verschillen zijn:
Type verwijzing | Formule | Resultaat na kopiëren |
Relatief | =B3 | Kolomverwijzing (B) en rijverwijzing (3) veranderen mee. |
Absoluut | =$B$3 | De kolomverwijzing en rijverwijzingen blijven B3. |
In cel E1 wil je cel A1, B1, C1 en D1 bij elkaar optellen. Je krijgt dan dus de formule =SOM(A1:D1)
Vervolgens wil je ditzelfde doen met de cellen E2, E3, E4 en E5. Dit doe je door de formule naar beneden te kopiëren.
En zoals je ziet heeft Excel de kolomverwijzing en rijverwijzing automatisch aangepast. Dit is een voorbeeld van een relatieve cel-verwijzing. Hier hoef je dus niets voor te doen, omdat dit de standaard is in Excel.
Als je een dollarteken voor zowel de kolomverwijzing als de cel-verwijzing plaatst dan veranderd dit niet mee zodra je de formule naar beneden kopieert.
Zoals je ziet blijft de formule overal hetzelfde als in cel E1. Dit is dus een absolute cel-verwijzing.
Je kunt relatieve- en absolute cel-verwijzingen ook combineren.
Formule | Resultaat na kopiëren |
=$B3 | Kolomverwijzing B blijft gelijk maar rijverwijzing 3 verandert wel mee. |
=B$3 | Kolomverwijzing B verandert wel mee maar rijverwijzing 3 blijft gelijk. |